slå

Niet te verwarren met: sla

Deens

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?

Woordafbreking

• slå

Naar frequentie	295

stamtijd
onbepaalde wijs	tegenwoordige tijd	verleden tijd	voltooid deelwoord
slå	slår	slog	slået
	volledig

Werkwoord

slå

1. overgankelijk slaan

Verdere woordvormen

• slå (gebiedende wijs)
• slående (onvoltooid deelwoord)
• slås (lijdende vorm)

Afgeleide begrippen

   

nyslået slå af slå an slå efter slå fast slå fejl slå fra slå fra sig slå følge slå hen slå igen slå igennem slå ihjel slå ind slå mave slå ned slå ned på slå om slå om sig slå op slå over slå på slå sammen slå sig slå sig igennem slå sig løs slå sig ned slå sig op slå sig på slå sig på flasken slå stort op slå til slå ud slåer slåmaskine slåning

Werkwoord

slå

1. gebiedende wijs van slå

Verwijzingen

• slå in:
  Det Danske Sprog- og Litteraturselskab
  Den Dankse Ordbog
  op website:ordnet.dk

Noors

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ʃloː /

Woordafbreking

• slå

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Oudnoordse naamwoord slá

Naar frequentie	330

vervoeging
onbepaalde wijs	slå
tegenwoordige tijd	slår
verleden tijd	slo
voltooid deelwoord	slått
onvoltooid deelwoord	slående
lijdende vorm	slåes slås
gebiedende wijs	slå
vervoegingsklasse	Klasse 6 sterk
opmerking

Werkwoord

slå

1. overgankelijk slaan

Afgeleide begrippen

• slå fast
• slå igjennom
• slå om
• slå opp i
• slå seg ned
• slå seg løs
• slå seg til ro med
• slå seg vrang
• slå til

Nynorsk

Uitspraak

• Geluid: Bestand bestaat nog niet. Aanmaken?
• IPA: / ʃloː /

Woordafbreking

• slå

Woordherkomst en -opbouw

• Afkomstig van het Oudnoordse naamwoord slá

vervoeging
onbepaalde wijs	slå
tegenwoordige tijd	slår
verleden tijd	slo
voltooid deelwoord	slege slått
onvoltooid deelwoord	slåande
lijdende vorm	slåast
gebiedende wijs	slå
vervoegingsklasse	Klasse 7 sterk
opmerking

Werkwoord

slå

1. overgankelijk slaan

Afgeleide begrippen

• slå fast
• slå seg
• slå til

Zweeds

Uitspraak

• Geluid:  slå    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• slå

stamtijd
infinitief	verleden tijd	supinum
slå	slog	slagit
	volledig

Werkwoord

slå

1. slaan
2. verslaan