sko

Uit WikiWoordenboek
Sko
Schoen


Biak

Persoonlijk voornaamwoord

sko

  1. derde persoon drievoud; zij drieën


Deens

Uitspraak
Woordafbreking
  • sko
Naar frequentie 989
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sko     skoen     sko     skoene  
genitief   skos     skoens     skos     skoenes  

Zelfstandig naamwoord

sko, g

  1. (schoeisel) schoen

Zelfstandig naamwoord

sko

  1. nominatief onbepaald gemeenschappelijk geslacht meervoud van sko


Verwijzingen


IJslands

Tussenwerpsel

sko

  1. (slang) kijk, kijk hier, weet je
Afgeleide begrippen


Noors

Uitspraak
Woordafbreking
  • sko
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord skór
Naar frequentie 1520
vervoeging
onbepaalde wijs sko
tegenwoordige tijd skor
verleden tijd skodde
voltooid
deelwoord
skodd
onvoltooid
deelwoord
skoende
lijdende vorm skos
gebiedende wijs sko
vervoegingsklasse Klasse 4 zwak
opmerking

Werkwoord

sko

  1. vernagelen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

sko

  1. gebiedende wijs van sko
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sko     skoen     sko     skoene
skoa  
genitief   skos     skoens     skos     skoenes
skoas  

Zelfstandig naamwoord

sko, m

  1. (schoeisel) schoen
    «Når du skal kvitte deg med brukbare klær, sko og tekstiler, så ikke kast det i restavfallet.»
    Als je je van je goede kleding, schoenen en textiel wilt ontdoen, gooi het dan niet bij het restafval.
  2. hoefijzer
  3. beschermkap
  4. remschoen
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Zelfstandig naamwoord

sko

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van sko


Nynorsk

Uitspraak
Woordafbreking
  • sko
Woordherkomst en -opbouw
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord skór
vervoeging
onbepaalde wijs sko
tegenwoordige tijd skor
verleden tijd skodde
voltooid
deelwoord
skodd
skott
onvoltooid
deelwoord
skoande
lijdende vorm skoast
gebiedende wijs sko
vervoegingsklasse Klasse 3 zwak
opmerking

Werkwoord

sko

  1. vernagelen
Afgeleide begrippen

Werkwoord

sko

  1. gebiedende wijs van sko
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sko     skoen     skor
sko  
  skorne
skoa  

Zelfstandig naamwoord

sko, m

  1. (schoeisel) schoen
  2. hoefijzer
  3. beschermkap
  4. remschoen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen

Zelfstandig naamwoord

sko

  1. nominatief onbepaald mannelijk meervoud van sko
Schrijfwijzen

skor


Zweeds

Uitspraak
Woordafbreking
  • sko
Naar frequentie 4858
stamtijd
infinitief verleden
tijd
supinum
sko
skodde
skott
volledig

Werkwoord

sko

  1. schoenen aantrekken
Verwante begrippen
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   sko     skon     skor     skorna  
genitief   skos     skons     skors     skornas  

Zelfstandig naamwoord

sko, g

  1. (schoeisel) schoen
Afgeleide begrippen