skipas
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- ski·pas
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van ski zn en pas zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | skipas | skipassen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de skipas m
- een toegangsbewijs, dat geldig is voor één of meer dagen, voor een skigebied en de daarbij behorende skiliften
- Dat neemt niet weg dat de duurste skigebieden nog altijd in Zwitserland liggen. Zermatt, Sankt Moritz en Saas-Fee vragen meer dan 300 euro voor een zesdaagse skipas, Davos en Arosa zitten daar maar net onder. Ook populaire Franse wintersportplaatsen als Val Thorens en Les Arcs zitten rond dat bedrag.[1]
- „Wij zien daarnaast dat de belangstelling voor de wintersport toeneemt, als bijvoorbeeld de skipas in de prijs is inbegrepen en er genoeg sneeuw ligt. De run op zonzekerheid speelt zich vooral af op de Canarische Eilanden, Kaapverdië en Rode Zee”, zegt Petra Kok van reisorganisatie TUI.[2]
Gangbaarheid
- Het woord skipas staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "skipas" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
97 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ de Telegraaf 13 okt. 2017
- ↑ de Telegraaf PAUL ELDERING 04 okt. 2017
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be