skiet

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • skiet

Werkwoord

vervoeging van
skiën

skiet

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van skiën
    • Jij skiet. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van skiën
    • Hij skiet. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van skiën
    • Skiet! 

Gangbaarheid

66 % van de Nederlanders;
61 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be