skiede
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- skie·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
skiën |
skiede
- enkelvoud verleden tijd van skiën
- Ik skiede.
- Jij skiede.
- Hij, zij, het skiede.
- Ik skiede.