skibril

Uit WikiWoordenboek
Naar navigatie springen Naar zoeken springen

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ski·bril
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord skibril skibrillen
verkleinwoord skibrilletje skibrilletjes

Zelfstandig naamwoord

skibril m [1]

  1. (optica) bril die tijdens het skiën en snowboarden gedragen wordt ter bescherming van de ogen tegen sneeuwblindheid
     De verf begon net te drogen toen er een jonge man met lang haar en een grote skibril bij me kwam zitten.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018),
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be