skate
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- skate
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘rolschaats’ voor het eerst aangetroffen in 1999 [1]
- Via het Engelse skate, via het Latijnse scates, van het Nederlandse schaats
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | skate | skates |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- een type rolschaats met achter elkaar geplaatste wielen.
- Ik gebruik mijn skates alleen in de zomer.
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
skaten |
skate
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van skaten
- Ik skate.
- gebiedende wijs van skaten
- Skate!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van skaten
- Skate je?
- aanvoegende wijs van skaten
Verwante begrippen
- [1] skaten
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord skate staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Engels
Zelfstandig naamwoord
skate