sjabbes

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sjab·bes
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord sjabbes sjabbesen
(sjabbosem)
(sjabboses)
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de sjabbesv / m

  1. sabbat
  2. (Jiddisch-Hebreeuws) sjabbat, zevende dag van de week, zaterdag, joodse rustdag
Synoniemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

32 % van de Nederlanders;
15 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen