situeerde
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- si·tu·eer·de
Werkwoord
vervoeging van |
---|
situeren |
situeerde
- enkelvoud verleden tijd van situeren
- Ik situeerde.
- Jij situeerde.
- Hij, zij, het situeerde.
- Ik situeerde.
vervoeging van |
---|
situeren |
situeerde