Naar inhoud springen

siste

Uit WikiWoordenboek
  • sis·te
vervoeging van
sissen

siste

  1. enkelvoud verleden tijd van sissen
    • Ik siste. 
    • Jij siste. 
    • Hij, zij, het siste. 
     March nam een laatste trek van zijn sigaret en gooide hem met een korte polsbeweging weg. Hij siste en ging uit op de natte weg.[1]
43 % van de Nederlanders;
42 % van de Vlamingen.[2]


  • sis·te
Naar frequentie 222

siste, m / v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van sist

siste, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van sist


  • sis·te

siste, m /v / o

  1. bepaalde vorm enkelvoud van de stellende trap van sist

siste, mv

  1. onbepaalde en bepaalde vorm meervoud van de stellende trap van sist