sinjeur
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sin·jeur
Woordherkomst en -opbouw
- Mnl. signeur, sinjoor, wat is afgeleid van het Franse seigneur. Etymologisch ook verwant met senior. [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | sinjeur | sinjeurs |
verkleinwoord | sinjeurtje | sinjeurtjes |
Zelfstandig naamwoord
de sinjeur m
- (pejoratief) spotnaam voor iemand van het mannelijk geslacht
- ▸ Kijk, de sinjeur heeft mij in de gaten en hij kijkt mij aan met gloeiende kolen van oogen![3]
Synoniemen
Gangbaarheid
- Het woord sinjeur staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "sinjeur" herkend door:
63 % | van de Nederlanders; |
40 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ sinjeur op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Van en over alles en iedereen” (1915)
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be