signatuur

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sig·na·tuur
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘handtekening’ voor het eerst aangetroffen in 1610 [1]
  • afgeleid van het Franse signature [2] [3]
enkelvoud meervoud
naamwoord signatuur signaturen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de signatuurv [4]

  1. handtekening, ondertekening bij voorbeeld op een kunstwerk
  2. index (kenmerk) voor het eenduidig opzoeken van een gegeven bij voorbeeld de aanduiding op bibliotheekboeken
  3. (muziek)
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen