signaleert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • sig·na·leert

Werkwoord

vervoeging van
signaleren

signaleert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van signaleren
    • Jij signaleert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van signaleren
    • Hij signaleert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van signaleren
    • Signaleert!