sidder
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- sid·der
Werkwoord
vervoeging van |
---|
sidderen |
sidder
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sidderen
- Ik sidder.
- gebiedende wijs van sidderen
- Sidder!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van sidderen
- Sidder je?
Deens
Woordafbreking
- sid·der
Werkwoord
sidder
- tegenwoordige tijd van sidde