siërra

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • si·er·ra
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Spaans
enkelvoud meervoud
naamwoord siërra siërra's
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de siërrav / m

  1. rij bergen
     Zes nonnen wonen in een vervallen klooster in een onbewoond deel van de Spaanse siërra. Op een dag legt iemand een vondeling in een koffer op de stoep. Een wonder, denkt moeder-overste. Maar ze vergist zich.[1]
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
75 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen

  1. Bronlink Weblink bron
    Rudy Ligtenberg
    “Boetelingen in Spaans klooster” (22-06-2010), Reformatorisch Dagblad
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be