shuffle
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Engels
Uitspraak
enkelvoud | meervoud |
---|---|
shuffle | shuffles |
Zelfstandig naamwoord
shuffle
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to shuffle |
he/she/it | shuffles |
verleden tijd | shuffled |
voltooid deelwoord |
shuffled |
onvoltooid deelwoord |
shuffling |
gebiedende wijs | shuffle |
Werkwoord
shuffle
- onovergankelijk heen en weer bewegen
- onovergankelijk langzaam lopen, schuifelen, slenteren, sloffen
- onovergankelijk aarzelen, weifelen
- overgankelijk dooreenmengen, herschikken, verdelen, vermengen
- overgankelijk smokkelen
- overgankelijk, (kaartspel) schudden [3], wassen [5]