septimanus

Latijn

Uitspraak

• IPA: /ˌsɛptɪˈmaːnʊs/

Woordafbreking

• sep·ti·ma·nus

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van septem (zeven) met het achtervoegsel -anus.

Bijvoeglijk naamwoord

septĭmānus

1. van of in verband met het getal zeven.

Verbuiging

	enkelvoud			meervoud
	mannelijk	vrouwelijk	onzijdig	mannelijk	vrouwelijk	onzijdig
nominatief	septĭmānus	septĭmāna	septĭmānum	septĭmānī	septĭmānae	septĭmāna
genitief	septĭmānī	septĭmānae	septĭmānī	septĭmānōrum	septĭmānārum	septĭmānōrum
datief	septĭmānō	septĭmānae	septĭmānō	septĭmānīs	septĭmānīs	septĭmānīs
accusatief	septĭmānum	septĭmānam	septĭmānum	septĭmānōs	septĭmānās	septĭmāna
ablatief	septĭmānō	septĭmānā	septĭmānō	septĭmānīs	septĭmānīs	septĭmānīs
vocatief	septĭmāne	septĭmāna	septĭmānum	septĭmānī	septĭmānae	septĭmāna
Vergrotende trap (comparatief) (nom. m. enk.): septĭmānior
Overtreffende trap (superlatief) (nom. m. enk.): septĭmānissimus

Afgeleide begrippen

• (gesubstantiveerd) septimani, septimana

Uitdrukkingen en gezegden

Nonae septimanae

• de nonen die vallen op de zevende dag van de maand (m.n. in maart, mei, juli en oktober)