seminarie
Uiterlijk
- se·mi·na·rie
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘inrichting tot opleiding van geestelijken’ voor het eerst aangetroffen in 1608 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | seminarie | seminaries |
verkleinwoord | seminarietje | seminarietjes |
het seminarie o
- (onderwijs) een plaats waar rooms-katholieke geestelijken opgeleid worden
- Om als rooms-katholieke geestelijke opgeleid te kunnen worden, moet je naar een seminarie toe.
- Het woord seminarie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "seminarie" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "seminarie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ seminarie op website: Etymologiebank.nl
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Onderwijs in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 86 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %