seksuologie
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: seksuologie (hulp, bestand)
- IPA: (Nederland) /ˌsɛksʏwolo'ɣi/, (Vlaanderen) /sɛksʏolo'ʝi/
Woordafbreking
- sek·suo·lo·gie
Woordherkomst en -opbouw
- van Duits Sexuologie[1][2];
- gevormd als (neologisme) in het Latijn: sexus "geslacht (man/vrouw)" met het achtervoegsel -logia
| enkelvoud | meervoud | |
|---|---|---|
| naamwoord | seksuologie | - |
| verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de seksuologie v
- wetenschap van het menselijk geslachtsverkeer
Afgeleide begrippen
Vertalingen
1.
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "Het vraagstuk der „Aufklärung”" in: Bataviaasch Nieuwsblad jrg. 22 nr. 192 (23 juli 1907): 4e blad, p. 1, kol 1; geraadpleegd 2016-04-08:
Te Berlijn heeft een arts met goedkeuring van rector en directeur aan de leerlingen van een gymnasium en hoogere burgerschool, laat ons het maar noemen sexuologie onderwezen. - ↑ "Voordrachten prof. Hirschfeld." in: Soerabaijasch Handelsblad jrg. 79 nr. 164 (22 juli 1931): 2e blad, p. 2, kol 1; geraadpleegd 2016-04-08:
Het plan is dat prof. Hirschfeld ook voor den Kunstkring als spreker zal optreden met een voordracht over „Sexuologie, eine neue und wichtige Wissenschaft".
Gangbaarheid
- Het woord seksuologie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.