Naar inhoud springen

señor

Uit WikiWoordenboek
  • se·ñor
enkelvoud meervoud
naamwoord señor señores
verkleinwoord - -

de señorm

  1. aanspreekvorm voor een man in een Spaanstalige context
    • Het hele gebouw ruikt, wars van de overvloed aan verse bloemen voor het altaar, naar hars. Ik kan mij voorstellen dat de schim van señor Van De Walle hier 's nachts herinneringen komt ophalen aan de gouden tijden van het suikerriet. [1]
    • Wat ons weer terugbrengt bij de vraag hoe Herr, of señor, Hitler aan het eind van mijn eerste korte verhaal kon opduiken. [2]
68 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[3]


  • IPA: /seˈɲoɾ/
  • se·ñor
enkelvoud meervoud
señor señors

señor m

  1. heer, mijnheer, meheer
  2. eigenaar, bezitter, meester