Naar inhoud springen

schuilga

Uit WikiWoordenboek
  • schuil·ga
vervoeging van
schuilgaan

schuilga

  1. (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van schuilgaan
    • ... dat ik schuilga. 
  2. (in een bijzin) aanvoegende wijs van schuilgaan
    • ... dat men schuilga.