schuilen
Uiterlijk

- schui·len
| stamtijd | ||
|---|---|---|
| onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
| schuilen |
school schuilde |
gescholen geschuild |
| klasse 2
zwak -d |
volledig | |
schuilen
- inergatief zich verbergen
- Hij schuilt achter een boom.
- Zij scholen onder een brug voor de plotselinge stortbui.
- inergatief, (figuurlijk) ongezien aanwezig zijn
- Het gevaar schuilt ergens in de grote buitenwereld.[3]
- schuiladres, schuilgaan, schuilhoek, schuilhouden, schuilhut, schuilkelder, schuilkerk, schuilnaam, schuilplaats, schuilwinkel
1. zich verbergen
- Het woord schuilen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schuilen" herkend door:
| 99 % | van de Nederlanders; |
| 100 % | van de Vlamingen.[4] |
- ↑ "schuilen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schuilen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ G. Manenschijn, Riskante humaniteit: over de civilisatie van de gewelddadige mens, 2002, p. 42
- ↑
Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- WikiWoordenboek:Pagina's die ISBN magische koppelingen gebruiken
- Sterk werkwoord klasse 2 in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Figuurlijk in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %