schrokte op

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schrok·te op
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
opschrokken

schrokte op

  1. enkelvoud verleden tijd van opschrokken
    • Ik schrokte op. 
    • Jij schrokte op. 
    • Hij, zij, het schrokte op. 


Gangbaarheid