schrobben

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schrob·ben
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘schoonboenen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1477 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
schrobben
schrobde
geschrobd
zwak -d volledig

Werkwoord

schrobben

  1. overgankelijk met water en een harde borstel reinigen
    • Hij schrobde hard, maar de vlek ging er niet uit. 
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de schrobbenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord schrobbe

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen