schrapper
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schrap·per
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van schrappen met het achtervoegsel -er
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schrapper | schrappers |
verkleinwoord | schrappertje | schrappertjes |
Zelfstandig naamwoord
- (gereedschap) voorwerp waarmee je iets kunt wegschrappen
- iemand die iets verwijdert of doorkrast
- De snode schrappers van de lange vitrineteksten zijn Monica E. Benjaminse en Gerhard J. Kreeftmeijer van de educatieve dienst, ook wel 'presentatie' geheten. Ze waren beiden net afgestudeerd aan de Reinwardt-academie in Leiden, de HBO voor Museologie die nu naar Amsterdam gaat, toen ze vier jaar geleden bij Museum Boerhaave kwamen. Kreeftmeijer: “ Net van de academie en dan gelijk een heel museum herinrichten, daar droom je van.” [2]
- En niet altijd met een verklaring onder handbereik: waarom deed premier Hans Modrow of de democratie ten onder ging, nadat het volk begonnen was de hoofdkwartieren van de geheime dienst te bestormen? Hadden de Oostberlijnse censoren gelijk, door zichzelf eerder als helden van het vrije woord, dan als botte schrappers en verbieders te beschouwen? [3]
Gangbaarheid
- Het woord schrapper staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schrapper" herkend door:
83 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[4] |
Verwijzingen
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Rob Biersma 21 maart 1991 Portret van de wetenschappelijke staf van het Museum Boerhaave; 'Ik ben de enige hier die Boerhaave persoonlijk in handen heeft gehad'
- ↑ NRC Raymond van den Boogaard 22 december 1990 BERLIJN
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be