schouwburgzaal

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. De schouwburgzaal van Orpheus op Wikipedia (nl) in Apeldoorn, gezien vanaf het toneel.
Uitspraak
Woordafbreking
  • schouw·burg·zaal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schouwburgzaal schouwburgzalen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de schouwburgzaalv / m

  1. grote zaal in een theater waar het publiek naar voorstellingen kan kijken
     Ze spelen doorgaans op locatie en in de kleine zalen van theaters, maar nu maken ze voor het eerst een voorstelling voor de schouwburgzaal.[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink geraadpleegd op 18 februari 2020 Weblink bron
    Sander Janssens
    “Theater maken onder de druk van grote verwachtingen” (20 november 2019) op nrc.nl