schotelde voor

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scho·tel·de voor
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
voorschotelen

schotelde voor

  1. enkelvoud verleden tijd van voorschotelen
    • Ik schotelde voor. 
    • Jij schotelde voor. 
    • Hij, zij, het schotelde voor. 


Gangbaarheid