schorheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schor·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schorheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de schorheidv

  1. het krassende manier waarop iemand praat die schor is
    • Charlotte liet zich onlangs onderzoeken door een KNO-arts omdat ze al tijden last had van schorheid. Ze dacht in eerste instantie aan een hevige verkoudheid, maar niets is minder waar. De zangeres heeft twee knobbeltje sop haar stembanden. [2] 
    • Strijdbaar tot zijn dood. Zelfs tussen de chemokuren door was Hein Verbruggen kortgeleden nog aanspreekbaar over bestuurlijke sportzaken. Vanaf zijn ziekbed in Leuven was hij vanwege schorheid amper te verstaan, maar hij sprak. Omdat Verbruggen vond dat zijn mening gehoord moest worden. Niet omdat hij zichzelf zo belangrijk vond, maar in het belang van de sport. [3] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen