schoolagenda
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- school·agen·da
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van school en agenda
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schoolagenda | schoolagenda's |
verkleinwoord | schoolagendaatje | schoolagendaatjes |
Zelfstandig naamwoord
- (onderwijs) een agenda, speciaal voor scholieren
- Hij kon z'n schoolagenda niet meer vinden thuis.
Vertalingen
1. een agenda, speciaal voor scholieren
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord schoolagenda staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.