schommelen
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen

Nederlands
Uitspraak
- Geluid: schommelen (hulp, bestand)
- IPA: /ˈsxɔməˌlə(n)/
Woordafbreking
- schom·me·len
Woordherkomst en -opbouw
- In de betekenis van ‘(zich) heen en weer bewegen’ voor het eerst aangetroffen in 1501 [1]
- Afgeleid van schommel met het achtervoegsel -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
schommelen /ˈsxɔməˌlə(n)/ |
schommelde /ˈsxɔməˌldə/ |
geschommeld /ɣəˈsxɔməlt/ |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
schommelen
- inergatief op een schommel heen en weer bewegen
- De hele dag schommelt Jantje tot hij ervan duizelt.
- inergatief op en neer bewegen
- Door de nieuwe golf van aanslagen ging de olieprijs weer aan het schommelen.
Vertalingen
1. op een schommel heen en weer bewegen
Gangbaarheid
- Het woord schommelen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "schommelen" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -en in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %