schoenfabriek
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schoen·fa·briek
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van schoen zn en fabriek zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schoenfabriek | schoenfabrieken |
verkleinwoord | schoenfabriekje | schoenfabriekjes |
Zelfstandig naamwoord
de schoenfabriek v
- (industrie) bedrijf waar men machinaal schoenen produceert
- ▸ Datgene waarvan ik als jong meisje dacht dat het toeval was, namelijk dat ik in een schoenwinkel stond omdat mijn vader ooit als voorman bij schoenfabriek Oscaria in (3)rebro heeft gewerkt, bleek iets wat me zou blijven vergezellen.[1]
- ▸ De laarzen worden onderdeel van de standaarduitrusting van het leger. Emma mag drie jaar lang de materialen en het logistieke traject verzorgen van de woestijnlaarzen, die NFSSP zelf in elkaar zet in zijn plaatselijke schoenfabriek. Daarnaast stelt het bedrijf zijn Nederlandse kennis, ervaring en begeleiding beschikbaar. Emma, dat 86 jaar geleden werd opgericht, spreekt van de grootste order ooit.[2]
Gangbaarheid
- Het woord schoenfabriek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
- ↑ Henning Mankell (vert.Clementine Luijten)“Italiaanse schoenen” (2011), De Geus (uitgeverij), ISBN 9789044521832
- ↑ Weblink bron Navin Bhagwat“Megadeal met woestijnlaarzen voor Nederlandse schoenenfabrikant” (27-10-2017M062784.re.48), Tubantia