schoenendoos

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Schoenendozen.
Uitspraak
Woordafbreking
  • schoe·nen·doos
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schoenendoos schoenendozen
verkleinwoord schoenendoosje schoenendoosjes

Zelfstandig naamwoord

de schoenendoosv / m

  1. verpakking voor één paar schoenen
    • Schoenendozen kunnen per merk en schoen verschillen, aangepast aan het formaat van de schoen en met eventueel een vaste deksel, in plaats van de gebruikelijke losse deksel. Ook gaat de schoenendoos meestal gepaard met de bijpassende opdruk van het merk schoen.  
  2. handige doos om allerlei zaken in op te bergen want ze zijn vrij stevig en hebben een deksel
    • Nu is de Eindhovense Maandonks 90, traint ze drie of vier keer per week en rijgt ze de titels (medailles bewaart ze in een schoenendoos) en de records aaneen: 2,37 minuut op de 100 meter vrije slag bijvoorbeeld - dat doet geen generatiegenoot haar na. Dit weekend doet ze mee aan het NK Masters Kampioenschap Korte Baan in Maastricht. De overwinning kan haar niet ontgaan, wat we niet alleen durven te voorspellen uit ontzag voor de kracht van Maandonks, maar ook omdat zij inmiddels de enige zwemmer in haar leeftijdscategorie is. Tijd voor een grotere schoenendoos. Intussen is Maandonks tactiek al jaren hetzelfde, zoals ze ooit aan Omroep Brabant verklapte: „Verstand op nul, blik op oneindig, de turbo erop en ik zie wel hoe ik weer op de kant kom.” [1] 
  3. (schertsend) een gebouw met een rechthoekige vorm, een zaal met een rechthoekige vorm
    • De hoofdvorm is de klassieke 'schoenendoos'. Wel is deze zaal met een wat golvende belijning in vergelijking met het Amsterdamse Concertgebouw nogal smal maar uitzonderlijk hoog. Er zijn vier ondiepe balkons. Maar helemaal boven achterin is het ruimer, daar kijken nog zo'n tweehonderd luisteraars naar het orkest dat zich in een verre diepte bevindt. Ze kijken ook bovenop twee grote houten panelen die boven het orkest het geluid verspreiden. [2] 
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
92 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. NRC Arjen Fortuin 20 januari 2017
  2. NRC Jasper Jansen 7 september 1998
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be