schnaps

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

schnaps
Uitspraak
Woordafbreking
  • schnaps
Woordherkomst en -opbouw
  • uit het Duits [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord schnaps
verkleinwoord schnapsje schnapsjes

Zelfstandig naamwoord

de schnapsm

  1. een sterk alcoholische drank, maar met name degene met ten minste 32% vol
    • Schnapps in gezellige skihutten, nadat je je flink hebt uitgesloofd op de piste, mag dan wel geliefd zijn bij Nederlanders, volgens het onderzoek scoren romantische onderonsjes bij een knapperend houtvuur met een glühweintje ook goed. [2] 
    • Geisler legt uit hoe het komt dat de Oostenrijkers eigenlijk wel blij zijn met de verwachte kou: „Het heeft erg veel gesneeuwd onlangs. Nog steeds valt er dagelijks wel een pak bij. Als dat goed aanvriest, is het risico op lawines weer kleiner.” Voor wie het toch koud heeft op de piste, heeft de Oostenrijker een goed advies: „Drink veel schnaps”, zegt hij lachend. „Dat warmt op.” [3] 
Synoniemen

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. schnaps op website: Etymologiebank.nl
  2. De Telegraaf PAUL ELDERING 23 jan. 2018 ’Hollanders beesten op de piste’
  3. De Telegraaf NIELS KALKMAN 23 feb. 2018 Min dertig laat echte skiër koud
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be