schlemielig

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  schlemielig    (hulp, bestand)
• IPA: /ʃləˈmiləχ/

Woordafbreking

• schle·mie·lig

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van schlemiel met het achtervoegsel -ig

	stellend	vergrotend	overtreffend
onverbogen	schlemielig	schlemieliger	schlemieligst
verbogen	schlemielige	schlemieligere	schlemieligste
partitief	schlemieligs	schlemieligers	-

Bijvoeglijk naamwoord

schlemielig

1. als van of door een schlemiel, krachteloos, haast meelijwekkend

   • En in de ochtendrand van de nacht, waarin traditioneel het afscheid van de minnenden plaatsvindt zoals de middeleeuwse troubadours al in hun dageraadsliederen bezingen, volgt een schlemielig scheiden van de geliefde. 

Bijwoord

schlemielig

1. als van of door een schlemiel, krachteloos, haast meelijwekkend

   • Soms sneuvelden zij nogal schlemielig, bijvoorbeeld bij het sporten, soms léék het erop. 

Verwante begrippen

• sneu

Gangbaarheid

• Het woord schlemielig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "schlemielig" herkend door:

86 %	van de Nederlanders;
55 %	van de Vlamingen.