schilling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

2. Een schilling uit 1934.
Uitspraak
Woordafbreking
  • schil·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schilling schillingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de schillingv

  1. (economie) (historisch) Oostenrijkse munteenheid die onderverdeeld was in 100 groschen
    In 2002, bij de overgang naar de Euro, was de schilling ongeveer 7 eurocent waard (1 euro = 13,7603 schilling).
  2. (numismatiek) Oostenrijks muntstuk met de waarde van 1 schilling
Vertalingen

Gangbaarheid

67 % van de Nederlanders;
58 % van de Vlamingen.[4]

Meer informatie

Verwijzingen