schildklier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schild·klier
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘klier die tegen het schildvormige kaakbeen ligt’ voor het eerst aangetroffen in 1865 [1]
  • samenstelling van  schild  en  klier 
enkelvoud meervoud
naamwoord schildklier schildklieren
verkleinwoord (schildkliertje) (schildkliertjes)

Zelfstandig naamwoord

de schildklierv / m

  1. (anatomie) een (endocriene) klier gelegen aan de voorzijde van de hals, voor het strottenhoofd, tegen de luchtpijp aan
    • Onder invloed van TSH maakt de schildklier schildklierhormoon aan. 
Synoniemen
Verwante begrippen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen