schikte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schik·te

Werkwoord

vervoeging van
schikken

schikte

  1. enkelvoud verleden tijd van schikken
    • Ik schikte. 
    • Jij schikte. 
    • Hij, zij, het schikte. 

Werkwoord

vervoeging van
schikken

schikte

  1. onpersoonlijke verleden tijd van schikken