scheutist
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- scheu·tist
Woordherkomst en -opbouw
- Afgeleid van Scheut met het achtervoegsel -ist
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | scheutist | scheutisten |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de scheutist m
- lid van de congregatie van het onbevlekte hart van Maria; de missionarissen van Scheut; een katholieke congregatie van religieuze missionarissen
- ▸ In de Antwerpse Sint-Laurentiuskerk is de 100ste verjaardag gevierd van scheutist en voormalig missiebisschop Jan Van Cauwelaert. Een bode van de paus had een boodschap voor hem bij.[1]
- ▸ Bij de mannen vormen de scheutisten met 174 de grootste groep. Bij de vrouwen zijn de zusters van Vorselaar met 314 leden koploper.[2]
Gangbaarheid
- Het woord scheutist staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "scheutist" herkend door:
13 % | van de Nederlanders; |
56 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Weblink bron hrt“Scheutist Jan Van Cauwelaert viert honderdste verjaardag in Sint-Laurentiuskerk” (12/04/2014), De Standaard
- ↑ Weblink bron “Acht op de tien religieuzen in Vlaanderen ouder dan 75 jaar” (31/01/2018), De Standaard
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be