schermutseling

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scher·mut·se·ling
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schermutseling schermutselingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

schermutseling v [2]

  1. een kleinschalig gewapend treffen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen