schepte

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schep·te

Werkwoord

vervoeging van
scheppen

schepte

  1. enkelvoud verleden tijd van scheppen
    • Ik schepte. 
    • Jij schepte. 
    • Hij, zij, het schepte. 
    • Hij schepte water uit de put.