schepte
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schep·te
Werkwoord
vervoeging van |
---|
scheppen |
schepte
- enkelvoud verleden tijd van scheppen
- Ik schepte.
- Jij schepte.
- Hij, zij, het schepte.
- Hij schepte water uit de put.
- Ik schepte.
vervoeging van |
---|
scheppen |
schepte