schelkoord

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schel·koord
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schelkoord schelkoorden
verkleinwoord schelkoordje schelkoordjes

Zelfstandig naamwoord

het schelkoordo

  1. touw waaraan men kan trekken om personeel d.m.v. een bel te laten weten dat men ze nodig heeft
     Mocht u iets nodig hebben, volstaat het aan het schelkoord te trekken dat naast de deur hangt. Ik wens u een aangenaam verblijf toe in Grand Hotel Europa.'[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen