schelheid

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  schelheid    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• schel·heid

Woordherkomst en -opbouw

• afleiding van schel met het achtervoegsel -heid

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	schelheid	schelheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

schelheid v

1. met grote felheid, scherpheid en te weinig nuance

   • De synodescriba constateerde dat Hofmans bundel nieuw zicht biedt op wat onze protestantse voorouders bezighield. „Hoe ze hun verdriet, hun angst, hun boosheid, maar vooral ook hun geloof in de Christus, hun liefde voor Hem en voor Zijn Woord en hun hoop voor de kerk hebben uitgezongen. Dat is ontroerend bij alle hardheid en schelheid die soms ook uit hun liederen klonk.”  
   • Ter Braak schreef ‘Het zijn de formules van de haat, de stembuigingen van de nijd, de schelheid van de laster, waarop men de welwillenden steeds weer attent moet maken.’ Aan het einde van zijn aanklacht, volgt daarom een oproep die ‘vervalsingen te ontmaskeren en bulderende frasen in ‘gewone’ woorden te herhalen’.  

Synoniemen

• schrilheid, scherpte, guurheid, felheid

Vertalingen

    1. met grote felheid, scherpheid en te weinig nuance   

Engels: sharpness (en), stridency (en)

Gangbaarheid

• Het woord 'schelheid' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "schelheid" herkend door:

85 %	van de Nederlanders;
72 %	van de Vlamingen.