scheldpartij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheld·par·tij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord scheldpartij scheldpartijen
verkleinwoord scheldpartijtje scheldpartijtjes

Zelfstandig naamwoord

scheldpartij v [1]

  1. de keer dat er flink gescholden wordt
    • Toen de jongeman een boete kreeg liep dat uit op een enorme scheldpartij. 
     Dit is allemaal al jaren, decennia soms, bekend. En toch zijn we verrast als mensen zich hier niet thuis voelen, toch verbazen we ons dat racisme méér is dan een bewuste scheldpartij over iemands huidskleur, toch moeten we nog wennen aan het idee dat je geen racist of slecht mens hoeft te zijn om iets racistisch te zeggen.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Bronlink Weblink bron
    Haro Kraak
    “Waarin zit toch de witte angst om over racisme te praten?” (5 juni 2020), de Volkskrant
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be