scheelzag
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- scheel·zag
Werkwoord
vervoeging van |
---|
scheelzien |
scheelzag
- (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van scheelzien
- ... dat ik scheelzag.
- ... dat jij scheelzag.
- ... dat hij, zij, het scheelzag.
- ... dat ik scheelzag.