scheelzag

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scheel·zag

Werkwoord

vervoeging van
scheelzien

scheelzag

  1. (in een bijzin) enkelvoud verleden tijd van scheelzien
    • ... dat ik scheelzag. 
    • ... dat jij scheelzag. 
    • ... dat hij, zij, het scheelzag.