schatting

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  schatting    (hulp, bestand)
• IPA: /'sxɑtɪŋ/

Woordafbreking

• schat·ting

Woordherkomst en -opbouw

• Naamwoord van handeling van schatten met het achtervoegsel -ing

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	schatting	schattingen
verkleinwoord	schattinkje	schattinkjes

Zelfstandig naamwoord

schatting v

1. (statistiek) een onnauwkeurige meting

   • Volgens schattingen zijn ongeveer 16.000 inwoners van Enschede zeventig jaar of ouder. 

   ▸ Hij woont in de buurt, het is naar schatting de dertigste keer dat hij hier staat, met enerzijds het uitzicht op de beboste flanken van de Vogezen en aan de zuidwestkant het glooiende laagland van de Haute-Saône.

   ▸ Foodtrucks zijn met name populair op festivals. Maar ze worden tegenwoordig ook regelmatig ingehuurd voor familiefeesten of bedrijfsevenementen. Onno van Gent, die een website runt om foodtrucks te boeken, zegt tegen de KvK dat naar schatting daarom nu 65 procent van uitbaters fulltime bezig is met hun foodtruckonderneming.

Synoniemen

• benadering

Vertalingen

    1. een onnauwkeurige meting   

Engels: estimation (en) v Italiaans: stima (it) v

Pools: szacunek (pl) m

Gangbaarheid

• Het woord schatting staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "schatting" herkend door:

100 %	van de Nederlanders;
99 %	van de Vlamingen.

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.