schart

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schart

Werkwoord

vervoeging van
scharren

schart

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scharren
    • Jij schart. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van scharren
    • Hij schart. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van scharren
    • Schart! 

Gangbaarheid

14 % van de Nederlanders;
32 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be