scharluin

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Woordafbreking
  • schar·luin
Woordherkomst en -opbouw
  • Van het Nederduitse scharlun, verdere etymologie onbekend [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord scharluin scharluinen
verkleinwoord scharluintje scharluintjes

Zelfstandig naamwoord

het scharluino

  1. (verouderd) landloper
  2. (verouderd), (pejoratief) iemand die niet deugt
     Mijn ergernis in dezen was Brocca niet ontgaan en met zijn flemende informatie trachtte hij daar wat zalf tegen te strijken, de scharluin.[2]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. scharluin op website: Etymologiebank.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 7 augustus 2021 Weblink bron “In de biechtstoel” (1988), De Revisor