schapraai

Uit WikiWoordenboek
schapraai

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • schap·raai
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord schapraai schapraaien
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de schapraaiv / m

  1. kast met planken, vaak gebruik voor een kast in de keuken waarin voedsel wordt bewaard
    • Hebt gij soms op dit moment in uw schapraai geen haan of hen of iets anders om te eten? [3]
Synoniemen

Gangbaarheid

9 % van de Nederlanders;
34 % van de Vlamingen.[4]

Verwijzingen