schalk
Naar navigatie springen
Naar zoeken springen
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- schalk
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | schalk | schalken |
verkleinwoord | schalkje | schalkjes |
Zelfstandig naamwoord
- een deugniet, ondeugd (persoon) [5]
- eenvoudig hijstoestel [6]
- (bouwkunde) een zuil die tegen een wand of pijler geplaatst is en niet vrij staat in de ruimte. Ook kan een schalk omschreven worden als een pilaster die niet plat is, maar rond van vorm is
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Gangbaarheid
- Het woord schalk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "schalk" herkend door:
89 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[7] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "schalk" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ schalk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ schalk op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑
Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be