schakelt aaneen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • scha·kelt aan·een
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aaneenschakelen

schakelt (…) aaneen

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenschakelen
    • Jij schakelt aaneen. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aaneenschakelen
    • Hij schakelt aaneen. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van aaneenschakelen
    • Schakelt aaneen! 

Gangbaarheid